De vrouw van twee hoog besloot voor de katten van de man van zeven hoog te zorgen, nadat ze op een briefje in de lift had gelezen dat hij zijn eigen oor had afgeknipt en voor onbepaalde tijd was opgenomen. Toen ze het appartement van de man binnenstapte, moest ze braken. De katten schoten onder de bank terwijl ze zich een weg baande tussen de stapels kranten, etensresten en uitwerpselen.
Omdat ze niet wist wanneer de man terug zou komen, besloot de vrouw het huis wat op te ruimen. Ze zette de stapels kranten bij het vuil, ze veegde de vloer, ze zeemde de ramen en ze kocht hyacinten voor op tafel. In een ladekast vond ze een aantal foto’s. Op de meeste waren slechts landschappen te zien, maar op één stond een jonge vrouw met lang steil haar. De vrouw haalde de foto uit de la en hing hem aan de muur.
In de avonden bracht de vrouw natvoer mee. De katten schoten niet meer onder de bank wanneer zij de voordeur openduwde, maar cirkelden rond haar benen terwijl zij naar de keuken liep waar ze het voer in de etensbakken prakte en voor zichzelf een glas port in schonk. Ze bleef tot aan het einde van het laatste journaal en schuifelde daarna terug naar de lift. In bed roken haar handen naar de kussens van de bank. Ze dacht aan de vrouw met het zwarte haar en aan haar eigen haar dat meer krullend was geweest.
Toen de vrouw op een ochtend het balkon van de man had schoongemaakt, voelde ze zich te moe om nog naar huis te gaan. Ze trok haar jurk en kousen uit en gleed tussen de lakens van het bed. Even dacht ze dat er iemand naast haar schoof. Ze strekte haar hand uit, drukte met haar palm een kuiltje in het matras.
In de lente overleed de man. De vrouw zag vanaf haar balkon hoe de ladekast, het bed en de tafel werden opgehaald en weggereden.
Bij dit verhaal is geselecteerd voor de NPO verhalenwedstrijd. Componist Jeroen Kuitenbrouwer heeft bij het verhaal een muziektrack gecomponeerd. Luister hier.