Calathea

Vlak voordat ik naar mijn werk ga, belt een vriendin op.

Ik neem op en ik zeg: ‘hallo hallo!’

En zij zegt, ‘m’n moeder’, en vertelt het verhaal.

Misselijk, huisarts, even scan, tumor, nog een tumor, uitzaaiingen, hersenbloeding, shock, intensive care, niets meer te doen. De begrafenis is volgende week.

Ze huilt, ze jammert. Ik huil en jammer met haar mee.

Na een uur hang ik op, ik ben veel te laat voor mijn werk.

Ik heb sinds kort een baan in een plantenwinkel. We verkopen alocazia’s (elke dag het blad sproeien), cactussen (1 keer per maand een beetje water), zinkvarens (luchtzuiverend en voor een donkere kamer) en wel tien verschillende ripshalissen (1 keer in de drie weken water, speciaal voor de vergeetachtige verzorger).

Wanneer ik aankom staat er een klant op mij te wachten. Hij zegt: ‘vorige maand kocht ik een calathea bij u, ik heb gedaan wat u zei, lichte plek, maar geen direct zonlicht, de grond vochtig, maar niet te nat. Vorige week gingen de bladeren hangen, een dag later verschrompelden ze en nu heb ik alleen nog maar een paar steeltjes!’

Ik bekijk zijn ogen, zijn mond, zijn neus en zijn oren, allen staan boos, allen staan verontwaardigd.

Wat wil hij?

‘Soms gaan planten gewoon dood,’ zeg ik, ’terwijl je alles goed hebt gedaan.’
Ik haal mijn schouders op.

De klant knikt langzaam. Zijn ogen, mond en neus en oren staan nog steeds boos.

‘Kijk.’ Ik wijs hem op een calathea die net van de kweker is binnen gekomen. Het blad is vol en fris groen, de steel staat recht overeind. Het is een pracht van een plant.

Even zie ik de klant twijfelen, dan trekt hij zijn portemonnee.