Halen

Hij zegt dat hij te kankermoe is om naar mij te komen en dus neemt hij me maar uit eten. Studievriend David, psychiater in opleiding, we hebben ooit weleens wat gehad. We vinden een restaurant op de Van Wou, een pastatent met alleen maar blonde mannen in de bediening en alleen maar blonde vrouwen op het terras. David grijnst breed naar de jongen die onze bestelling opneemt.

‘Hoe gaat het?’, vraag ik, we hebben wijn gekregen, hij rode, ik witte, hij draait een shaggie en ik steek m’n neus in het glas.
Hij schudt z’n hoofd. ‘Jezus zo’n vraag ga ik niet beantwoorden.’
‘Oke, hoe ging het vandaag?’
‘Nog steeds niet.’
‘Wat heb je vandaag gedaan?’
Hij vertelt hoe hij eerst een overdracht had ‘van mezelf aan mezelf, want ik was er ook vrijdag’, daarna een intake met een jongen die hem aan zichzelf deed denken toen hij twintig was ‘belezen, zeer eloquent en een veels te groot ego, maar dan wel met echte psychoses’, daarna een gesprek met een jongen en een moeder die een half uur te laten kwamen op een afspraak van drie kwartier, ‘kijk die jongen begrijp ik wel, maar die moeder’, daarna een noodsituatie met een bipolaire vrouw die in een manische bui haar vriend letterlijk de hel in schold ‘ze zaten vijf kamers verder, en nog kon ik ze woord voor woord verstaan’, daarna een vergadering met z’n supervisor over een jongen die het niet gaat halen, daarna uren administratie ‘ik had een onvoldoende op m’n overgangsrapport.’
‘Wat betekent niet halen?’
‘Dat iemand echt schizofreen wordt en zo’n man wordt die z’n hele leven aan de medicijnen blijft.’
Hij neemt een haal van z’n sigaret en kijkt naar de straat.

Onze pasta wordt gebracht.