Overhemd

Tijdens de busreis van Santa Fé naar Valle de las Minas stapt een man binnen in een strak gesteven zwart overhemd. Hij neemt plaats op de bank naast mij, taxeert mijn schoenen, mijn jurk en mijn haar, bekijkt vanuit zijn ooghoeken de rugzak en de plastic tasjes met mandarijnen en droge crackers die ik vasthoud op mijn schoot.

De bus rolt tussen de bergen die volgens de reisgids verborgen watervallen herbergen die geen mens ooit heeft gezien. Soms maakt de bus een bocht langs een afgrond die ervoor zorgt dat ik in de mandarijnen moet knijpen om ze op mijn schoot te houden.

Bij het overstappen op een tussenstation staat de man bij de deur op mij te wachten. Ik zie nu dat hij twee gouden knoppen in zijn oren draagt. ‘Por favor’, zegt hij en hij pakt mijn hand en wil mijn kleine rugzak overnemen. Om ons heen duwen mensen elkaar opzij om bij de andere bussen te komen. Buschauffeurs schreeuwen hun bestemming. Ik overhandig de man de tasjes met mandarijnen en crackers en loop naar het einde van de bus waar een jongen mijn backpack van het dak haalt en hem overhandigt aan de man.

‘Donde?’ zegt hij en hij wijst naar de bussen. Ik fluister de naam van de plaats, denk aan mijn dagboek en de honderd dollar in de tas, volg hem zonder mijn ogen van hem af te houden.

We passeren fruitstallen en horlogeverkopers, doorkruisen een café waar oude mannen zitten te roken. Ik moet met mijn gedachten ergens anders zijn geweest, want wanneer ik het café uitstap, is hij weg. Ik kijk naar links en naar rechts, loop het café in en uit, vraag aan een fruitverkoper of hij een ‘hombre con negro camiseta’ heeft gezien.

Bij een bus aan het einde van het busstation zwaait een zwart overhemd net zolang totdat ik hem zie. Het zet de backpack neer voor de chauffeur. Het wisselt wat woorden met hem. De backpack gaat op de bus. Wanneer ik aankom, opent de chauffeur zijn deuren. Er is al betaald. De bus rijdt weg, het zwarte overhemd is verdwenen.