Een man vond een vinger.

Een man vond een vinger. Het was een stralende dag, ergens begin juni, de man stond achterin de tuin en dacht aanvankelijk dat het om een biscuitje ging.

‘Iemand moet hem eroverheen hebben gegooid’ zei de man tegen de politiechef. Ze stonden bij de vijgenboom die tegen de schutting aangroeide en al wat vruchten kreeg. ‘Een eindje verderop loopt een spoorlijn.’

De man moest formulieren invullen. De vragen gingen over waar hij de vinger had gevonden, welke kleur en welk gewicht, en of er ook andere voorwerpen bij hadden gelegen. ‘Niet dat ik zo één-twee-drie weet,’ zei de man tegen de politiechef. Hij stopte de pen in zijn borstzak.

Een paar weken later kreeg de man een telefoontje. De vinger hoorde bij een man die in betonboren handelde.