Toen bij ons in het dorp een gezin politiebeveiliging kreeg, omdat er vuurwerk door de brievenbus was gegooid en er hakenkruizen voorop de stoep waren geklad, ontsnapte er in diezelfde nacht niet ver bij ons vandaan een varken uit de stal. Het slimme beest had blijkbaar de klink van de schuurdeur weten te vinden en haar met zijn neus omhoog geduwd. Verrast door zoveel ruimte rende het varken eerst een aantal rondes over het erf, waarbij het sprongen maakte en snuffelde aan de kleinste dingen – dolgedraaide schroeven, een losgeraakt halsbandje van de hond, een oude pollepel – daarna begon het met zijn rug over de grond te rollen en aan de tijmplanten van de boerin te knabbelen.
Ik vertel je dit, omdat ik het varken die nacht een tijdje heb gevolgd.
In de middag ervoor had ik een zwaan ontmoet bij de grote vijver achter ons huis. Tijdens de lunchpauze strooide ik brood, en daar ineens, tussen die eenden, dook ze op. We raakten aan de praat, zoals dat gaat, over het weer, de naderende vakantie, en ze vroeg of ik zin had om ‘s avond mee te vliegen.
Die avond, toen het eerste politiecorps werd afgelost, tikte ze met haar snavel tegen het raam. We vlogen een tijdje zonder doel door het luchtruim, ik klemde me vast aan haar hals, durfde nauwelijks naar beneden te kijken, maar toen ik eenmaal gewend was, tuurde ik langs haar veren naar die stille lappendeken onder ons. En terwijl ik mijn huis probeerde te lokaliseren – ik zag de oude school, het politiebureau, de supermarkt – ontwaarde ik ineens, rauzend over het erf, het varken.
We cirkelden rond de boerderij en zagen het varken ook het hék naar de straat openen.
Het rende met zijn korte pootjes de Hoofdweg af, langs de molen en een drietal graansilo’s. Ik wist niet hoe stevig ik mij aan de veren van de zwaan moest vastgrijpen, want het beest liep ongelofelijk hard. Binnen een half uur zweefden we over de Utrechtse Heuvelrug. We laveerden tussen de dennen en de loven, raakten het varken even kwijt, maar hervonden het weer, knorrend op een zandvlakte midden in het bos.
En hoewel we dachten dat het varken daar had willen blijven – het had immers zand en modder in overvloed – bleek het geen genoegen te nemen met wat het had gevonden, het wilde verder, het trok hogerop, naar het noorden, langs de Veluwe en de Friese meren, daar waar het land aarde verruilde voor zand en water.
Ach, als ik mijn neus had gebruikt, had ik het kunnen voorzien. Ik riep nog: ‘Hela, stop eens even!’ en ‘Ho ho, waar ga je heen?’ Maar het varken hoorde mij niet. Het rende zo de zee in.
Daar, op het strand tussen Wierum en Moddergat, vroeg ik, smeekte ik, beval ik de zwaan dat ze verder moest. Maar zwanen houden niet van de zee, dat weet iedereen, dus ze verzette geen poot.
In de verte zag ik nog net de krulstaart van het varken onder water verdwijnen. De zwaan waggelde al terug, het land in, maar ik bleef staan in de branding, terwijl de golven mijn broekspijpen doorweekten.
Ik weet niet of de boer het varken ooit heeft gemist. Een paar weken later verhuisde het gezin naar een ander dorp. De hakenkruizen verdwenen, het politiecorps zat weer gewoon op het bureau. Het oudere echtpaar dat in de woning trok, fietste graag op zondag. Ik zag ze vaak, picknickend tussen de weilanden, allebei in windjack en de petten op.
Dit verhaal was ook te horen op AmsterdamFM. Luister hier.