Gistermiddag in de tuin, ik lig op de bank te doezelen in het laatste restje zon, krijg ik een app van een vriendin met het bericht dat haar relatie over is, na zes jaar. Haar vriend heeft het uitgemaakt, schrijft ze, de relatie heeft hem teveel gekost, ze zit nu bij haar ouders, ze is in één ochtend een veertigjarige vrijgezel geworden, zonder huis en zonder kinderen. Ik stuur haar een rij huilende emoticons terug.
’s Avonds ga ik naar de bioscoop om Elle van Paul Verhoeven te zien. In deze film wordt een vrouw in haar huis door een overvaller verkracht. De vrouw is de baas van een ontwerpbureau voor gewelddadige computergames en dochter van een seriemoordenaar. Ze gaat niet naar de politie na de verkrachting, maar gooit haar jurk in de prullenbak en voert zelf een onderzoek uit.
Vaak durf ik niet te kijken en plaats mijn handen voor mijn ogen, met als gevolg dat ik een groot gedeelte van de film tussen de spleten van mijn vingers zie. Ik zie dat de vrouw de verkrachter ontmoet, ik zet mijn vingers op een kier, ik zie dat ze hem in huis haalt, ik zet mijn vingers op een kier, ik zie dat hij wordt gedood, ik laat mijn handen zakken.
Op de terugweg naar huis bel ik mijn moeder en vertel haar over de vriendin. Zij zegt dingen als ‘dit zijn de drama’s van het leven’ en ‘niets is zeker’. Mijn moeder verliet mijn vader toen ze veertig was. Pas geleden zijn ze weer getrouwd. Ze hielden een groot feest in de tuin, mijn moeder droeg een zacht roze jurk, mijn vader had zijn beste pak aan.