De geruststelling

Ik wil een verhaal schrijven over een vrouw die constant gerustgesteld moet worden.

Bij iedere handeling die zij verricht, bij iedere gedachte die zij vormt, moet haar gezegd worden:

‘Preisoep is een goede keuze en je bereidt hem heerlijk.’
‘Jouw mening over de vluchtelingenproblematiek is overtuigend, ik begrijp je volledig.’
‘Het boek dat je hebt gekozen om te lezen, is inderdaad interessant, je gedachtes erbij zijn eveneens interessant.’

Het idee is begin januari bij me opgekomen tijdens een middagwandeling door het park. Het miezerde een beetje, er liep vrijwel niemand rond. Wel zag ik op een open veld zeker twintig narcissen in bloei staan. Thuis schreef ik op een post-it ‘de geruststelling, vrouw’ en plakte het op de hoek van mijn bureau.

Nu heb ik het idee weer opgepakt en moet een verhaallijn uitzetten.

Allereerst bedenk ik verschillende concrete situaties en gedachtes waarin de vrouw gerustgesteld moet worden. Ik schrijf op een kladpapier: preisoep, inrichting huis, vluchtelingendebat, boek, nieuwe schoenen, goede koffie.

Daarna bedenk ik personages die de vrouw moeten bemoedigen. Ik schrijf op: vader, moeder, beste vriendin, twee zussen, een oudere collega, een jongere collega, maar ook: barrista met dreads, vakkenvuller in de supermarkt, de kapper.

Als laatste, en dit is het moeilijkste gedeelte, moet ik een situatie bedenken, waarin de vrouw niet gerustgesteld kán worden, omdat,
1. er gewoonweg niemand in de buurt is, die haar gerust kan stellen,
of 2. omdat iedereen om haar heen zèlf ongerust is.
of 3. omdat de bevestigingen die ze krijgt, haar op de een of andere manier niet meer geruststellen, maar eerder verontrusten.

Dit moet de spil van het verhaal worden. De ommezwaai waar het allemaal om draait.

’s Avonds ga ik uit. Op de dansvloer begin ik tegen een vriend over de problemen van het beginnend schrijverschap. Hij vindt de stukjes waarin ik mijn fantasie de vrije loop laat het beste. Hij schreeuwt in mijn oor: ‘Waarom duik je niet verder je fantasie in? Ik ben daar heel benieuwd naar.’

De volgende dag bekijk ik opnieuw de schetsen van de vrouw die constant gerustgesteld moet worden. Misschien moet het maar een man worden, bedenk ik, of een varken, of een pauw.